Le tout nouveau testament

le tout nouveau testamentNee, het is niet de beste film die ik ooit gezien heb, maar onderhoudend is hij wel, de nieuwe film die al een miljoen kijkers trok. Zeker, er zit allerlei malle onderbroekenlol in, maar de sfeer is toch vooral die van een modern satirisch sprookje. Ik heb het over ‘Le tout nouveau testament’ van de regisseur Jaco Van Dormael. De titel had ook kunnen zijn: ‘de ongehoorzame dochter van god’. Voor mensen die zich in hun godsdienstige opvattingen snel gekwetst voelen is het misschien geen geschikte film. Maar kom, sinds Charli Hebdo omarmen we hier in Europa de satire, die de islam en de kerk op de korrel mag nemen, zonder dat ze direct op de kast zit. Het hoort bij onze cultuur en verzet heeft weinig zin. Ik ben zelfs bereid om er theologisch voor uit mijn stoel te komen, want de film zet je ondanks alle hilariteit toch aan het denken. En hij ontvangt prijzen. Waarom eigenlijk? Alleen maar omdat de regisseur lollig doet? Misschien ook wel. Maar bij alle hilariteit dringen zich ook ongemakkelijke vragen op.

Dit filmisch sprookje, waarin alle heilige huisjes omgegooid worden, verwijst namelijk naar de bron, waaruit de komiek rijkelijk kan putten. En die bron is nog steeds de kerk zelf, over God spreekt en die midden in de wereld staat. De komiek heeft het dan gemakkelijk. Hij kan een heel arsenaal aan ongerijmdheden tevoorschijn toveren uit de kerkgeschiedenis en daar de draak mee steken. De traditionele voorstelling van God als schepper (God heeft alles gemaakt en hij onderhoudt alles) is een bron van vermaak. De almacht van God betekent zijn valkuil.

Dat blijkt wel uit het personage dat Jaco Van Dormael als filmregisseur van hem heeft gemaakt. Zijn god is een dom en sadistisch persoon, die Brussel heeft geschapen op een dag dat hij zich verveelde. Hij haat mensen en probeert hen het leven zo zuur mogelijk te maken. Zijn zoon is weliswaar van een heel ander allooi geweest, maar die is op een tragische manier om het leven gekomen … God bestuurt de wereld met een oude computer in een gesloten kamer, waar hij altijd alleen is. In dat apparaat schrijft hij alle gebeurtenissen en alle regels van de wereld op. Zo bedenkt hij bijv. de regel: “de rij naast mij wordt altijd sneller geholpen dan de rij waar ik in sta”. Een regel die god uiteindelijk zelf in de film ondervindt en waar hij luidkeels tegen protesteert.

Het personage van god in de film komt trouwens aardig overeen met het beeld, dat geharde atheïsten steeds weer herhalen. Als je over god als schepper spreekt kom je in hun denken tot allerlei wetenschappelijke paradoxen. Het is een moeilijk te bestrijden visie, omdat je met god in natuurkundige termen ook niet zo ver komt. We lopen er kennelijk in vast, als we niet in staat zijn om anders over God te spreken dan over ‘hij die alles kan’. De film toont god in zijn gesloten hemel, eenzaam en dwars. En een eenzame god doet vreemde dingen. Maar de film laat hem ook evolueren, namelijk naar iemand die weerloos wordt in de mensenwereld en lijdzaam een pak slaag moet ondergaan. Hij wordt min of meer gedwongen om de hemel te verlaten, vanwege een computercrash. Echter, hij blijkt de weg terug niet meer te kunnen vinden. Dan is het moment aangebroken dat de moedergod, die altijd een ondergeschikte rol speelde, aan de touwtjes gaat trekken en de wereld mooi maakt. De film loopt daardoor onverwacht goed af, ook al probeert god, vertolkt door de bekende Benoit Poelman (zo’n dwaze rol is hem op het lijf geschreven), tot op het laatst zijn treiterijen vol te houden.

In de film is het echter vooral gods dochter die de wereld redt. Dat doet ze aanvankelijk door haar vader een hak te zetten, want ze heeft geen best leven met deze bruut. Ze spant samen met haar overleden broer, die haar aanraadt om uit de hemel te ontsnappen via … de wasmachine. Dit zich onttrekken aan de invloed van god staat dan ook centraal: ofwel: leven in een religieloos tijdperk en in de tijd. De dochter, EA geheten, volgt min of meer in de voetsporen van haar broer JC. Ze verzamelt op zijn advies een zestal apostelen om zich heen en dat betekent een ommekeer in het leven van al deze mensen. Daarmee maakt ze het 18-tal apostelen compleet, een getal waar de moeder erg aan gehecht is, omdat ze van honkbal houdt (met tweemaal 9 spelers). De zes mensen, die ze stiekem uit de kaartenbak van de vader haalt, vertellen uiteindelijk het verhaal van het ‘Gloednieuwe Testament’, zoals de titel wat krom vertaald wordt.

Het eerste wat de dochter in haar opstandigheid echter doet is het versturen van een SMS uit de (verboden) computer van de vader. Alle mensen ontvangen op dat moment hun sterfdatum! Iets wat de vader wel als mogelijkheid inbouwde, maar nooit deed, want hij wilde hen dom houden en overvallen met zijn grillig gedrag en onvoorspelbare gebeurtenissen. De film stelt dus als probleem: Wat gebeurt er als de mens kennis heeft van zijn eindigheid – en nog wel een zeer precieze kennis? Het is het paradijsverhaal met de zondeval in moderne vorm: de boom van kennis. En de dochter mag het zelf allemaal beleven, want ze weet inderdaad de hemel te verlaten en belandt op aarde, in Brussel nog wel. Ze weigert om langer te leven onder de mannelijke hoogmoed en kiest liever voor een aards leven. We zien haar vriendschappen met de ‘uitverkoren mensen’ en tenslotte wordt ze zelf een speler in dat wonderlijke spel.

Tijdens het kijken naar de film viel me één ding op aan het publiek: er werd niet veel gelachen, niet geschaterd in elk geval. Hoogstens een enkele keer, als de vrolijkheid er duimendik boven op lag, maar verder werd er vooral glimlachend gekeken. Het is een komische en zelfs bizarre film, maar hij maakt misschien toch meer los bij mensen dan je zou vermoeden. En dat zat volgens mij in het tragisch-komische ervan, maar vooral in de veelheid van vragen die gaandeweg opkomen.

De dochter ontmoet in ‘Brussel’ de zes personen, bij wie ze het leven verandert. Alle figuren, het zijn inderdaad meer types dan reële mensen, lijden een ongelukkig of uitzichtloos bestaan. De een is verminkt, de ander is ongelukkig getrouwd, er is er één die een leven leidt zonder enig belang, weer één is seksueel volkomen geremd. Maar allemaal hebben ze ook een krachtbron: hun eigen muziek, die ze in hun lichaam meedragen. De dochter van god heeft daar een oor voor en zet ze allemaal op het spoor om die bron aan te boren, in de tijd die ze nog hebben. Ze moeten leren luisteren naar de innerlijke klank in hun leven. Zodra ze dat doen krijgen ze een perspectief. Zo treden ze alle zes in relatie met een ander of met hun ideaal. Iets wat god en de godin niet kunnen, maar zij wel. Want zij leven in de wereld en in de tijd. Ik geef toe dat de relatie van Catherine Deneuve met een gorilla grotesk is, maar ja, dat is nu eenmaal het karakter van een sprookje. Het is ook meer een karikatuur van Deneuve zelf: het symbool van de kille relaties vindt een bizarre liefde. Ook de dochter van god weet uiteindelijk wat tweezaamheid betekent voor haar, al komen in haar man en vrouw min of meer samen in één figuur. Maar ze danst!

De zes leerlingen van de dochter schrijven samen het nieuwe boek: ‘le tout nouveau testament’, het testament zonder god. Met zo’n boek is de wereld beter af, zo lijkt de boodschap. God is een onmogelijke voorstelling geworden, die niet meer in de pas loopt met de moderne tijd. Of is er een andere duiding? We blijven op het eind namelijk nog meer zitten met de god, die onmogelijk terug kan, als hij eenmaal voet op de wereld heeft gezet. Alsof hij nog een plaats heeft waar hij niet voor gekozen heeft, maar die hij niet kon of wilde vermijden: onder de mensen, in Brussel, daar waar wij zijn. Het opvallende is dat god steeds dieper in de miserie komt, die hij aanvankelijk anderen aandeed. Onmogelijk als eenzelvige macht, maar in de fabriek (van wasmachines!) ergens in Kirgizië, wanhopig zoekend naar meer dan dat: een mensenbestaan dat zin heeft en leeft van de hoop. De satire gaat hier m.i. verder dan goedkope humor. Na afloop kom ik tenminste met de vraag te zitten of wij ook anders over God moeten gaan spreken. Zo mogelijk niet meer in termen van overmacht en omvattende kennis. Misschien moet het met meer dichterlijke verbeelding. Misschien moet het met minder woorden. Misschien minder stellig dan we vroeger deden. Wie weet met wat meer zwijgzaamheid.

Ik moest bij dit alles denken aan een andere artiest, de Nederlandse zanger en cabaretier Herman van Veen. Hij stelde zijn lied ‘Waar is die god, waar huist die god’ dezelfde vragen. Zij god legt aan mensen allerlei willekeurige regels op en het lied is één lange, aangehouden vraag: Waar die god die denkt dat hij alles maar kan dirigeren, dan wel is. Eenzelfde satire, bijkans nog wat pijnlijker om te verdragen. Maar met een klemmende vraag voor wie het als christen nog wil volhouden: moeten we de menswording van God niet nog meer en nog dieper doordenken om verder te kunnen?

Leen Bosgra

2 thoughts on “Le tout nouveau testament

  1. Een mooie, inspirerende blog over deze film. Het is inderdaad een te denken gevende film met diepere lagen die zeker niet anti-christelijk zijn en voor mij ook een verlangen naar een God die anders en verlossend is laten zien.

Leave a comment